Brief VOAM-VKBA
Geachte mevrouw Van Ark,
Afgelopen vrijdag namen wij kennis van de brief van VERAS/VVTB aan uw Ministerie aangaande ‘de gevolgen van het rapport proportionaliteit in het astbeststelsel’. Langs deze weg willen wij u laten weten dat wij de in de brief geuite zorgen in zijn volledigheid onderschrijven. In aanvulling hierop vragen wij aandacht voor onderstaande punten.
VOAM-VKBA stoort zich in grote mate aan de onjuiste en suggestieve beeldvorming die op dit moment gaande is. Wij hebben grote zorgen over het effect dat dit heeft op de wijze waarop onze leden, de bij VOAM-VKBA aangesloten inventarisatiebedrijven, hun werk moeten verrichten. Bedrijven die al jaren integer en deskundig hun werkzaamheden verrichten worden weggezet als ‘cowboys die zelf de regels bepalen’. Wij herkennen ons hier niet in en bestrijden dit ten stelligste. Bedrijven die binnen het certificatiestelsel naar eer en geweten hun werk zo goed mogelijk proberen te doen worden op één hoop gegooid met bedrijven die willens en wetens buiten het stelsel opereren.
De verbeteringen in de regelgeving die de afgelopen jaren zijn doorgevoerd, en waar ook VOAMVKBA aan heeft bijgedragen, hadden als belangrijk nevendoel vanuit uw Ministerie het kaf van het koren te scheiden. Ondanks dat wij gezamenlijk en in goed overleg tot constructieve verbeteringen zijn gekomen, die zijn verankerd in regelgeving, worden de uitkomsten willens en wetens en met een voorop gezet doel door sommige partijen weggezet als regels van ‘een sector die enkel uit is op eigen financieel gewin’. Dit is ver buiten de feitelijke waarheid. Verbeteringen in het certificatiestelsel zijn in goed overleg tot stand gekomen. Ook Aedes is hierin (net als vertegenwoordigers uit de industrie) partij. Het Ministerie van SZW is hierin penvoerder geweest. Wij vragen u dringend een duidelijker standpunt in te nemen in deze discussie en een bijdrage te leveren aan het feitelijk communiceren over hoe de verhoudingen liggen teneinde deze beeldvorming te weerleggen. ‘Wij herkennen ons niet in deze beeldvorming’ is hierbij een onvoldoende duidelijk standpunt. Geef duiding aan hoe het wel zit.
Maar daarnaast maakt ook uw Ministerie zelf keuzes. Zo neemt het Ministerie zelf een actieve rol op zich door alternatieve branche-specifieke werkmethoden (Aedes-vensterbanken) buiten de in de regelgeving vastgelegde weg van landelijke validaties (conform SCi-547) en zonder dat hierover overleg plaatsvindt met vertegenwoordigers van uitvoerende bedrijven die dit direct raakt. Deze werkwijze doet sterk afbreuk aan het stelsel en draagvlak. Bovendien nodigt het partijen uit om andere wegen te bewandelen dan de wegen die in goed overleg met alle belanghebbenden, robuust en met de nodige borging tot stand zijn gekomen. Dit leidt tot allerlei neveneffecten en opportunisme bij het valideren van ‘alternatieve werkmethoden’, zonder dat goed nagedacht is over borging en uiteindelijk de vraag hoe onze medewerkers adequaat en veilig kunnen werken binnen deze wirwar aan regels.
Een ander voorbeeld is het werken onder de, nog altijd door uw Ministerie toegestane, ‘protocollen van dNAA’ die ons inziens sterk afbreuk doen aan de uitgangspunten van uw eigen regelgeving en deze ook daadwerkelijk ondermijnen. Wij wijzen u erop dat dit niet is uit te leggen aan onze leden en zien dat dit de motivatie van onze goed opgeleide medewerkers om binnen een ingewikkeld stelsel van gedetailleerde certificatie-eisen op de juiste manier hun werk te verrichten onder sterke druk zet. Ook de rol van Ascert, de Stichting die door uw Ministerie is aangewezen om in samenspraak met alle belanghebbenden een robuust stelsel aan regels te beheren, wordt hiermee ernstig ondermijnd. Wij vragen u dringend om bij dergelijke ontwikkelingen de effecten op medewerkers die uiteindelijk binnen het stelsel van regels hun werkzaamheden uitvoeren nadrukkelijker mee te wegen en dit ook bij de taakstelling aan het toekomstige VIP deugdelijk te borgen.
In de beleidsreactie over het certificatiestelsel (uw brief aan de Tweede Kamer van september 2018) heeft u een aantal ambities uitgesproken die wij hebben onderschreven. Zowel intern als extern hebben wij hierover onze waardering uitgesproken. Wij zijn nog altijd groot voorstander van meer risico-gestuurd beleid. Wij hechten echter ook aan een robuust en werkbaar stelsel van regels wat kan rekenen op breed draagvlak en de veiligheid van onze medewerkers en ander betrokkenen voorop stelt.
Wij herkennen onze inzet in uw reactie in het debat met de kamer afgelopen 6 maart. Grote zorgen hebben wij echter over de voortgang op dit dossier. Het Ministerie heeft een aantal goede ambities uitgesproken en op alle onderwerpen de regie naar zich toe getrokken. Tot op heden zien wij echter weinig voortgang. Tevens constateren wij dat wij, als vertegenwoordigers van een deel van de uitvoerende bedrijven in de keten en hiermee direct betrokken, op geen enkele wijze worden betrokken en geraadpleegd. Dit kunnen wij niet rijmen met de uitgangspunten in uw brief waarin u aangeeft grote waarde te hechten aan samenspraak met direct betrokkenen. De enige wijze waarop tot op heden gesprek heeft plaatsgehad is een brede informatiebijeenkomst op 10 januari j.l.
Wij hebben in dit overleg aangedrongen op een duidelijke roadmap en een aanspreekbare regisseur. Regie op het totale proces lijkt te ontbreken of is op zijn minst voor ons niet zichtbaar. Wij vragen u dringend hierin op korte termijn meer duidelijkheid te geven. Langs welke weg gaat u tot uitwerking van uw beleidsvoornemens komen en op welke wijze worden wij, als één van de uitvoerende branchepartijen die dit direct raakt, betrokken? Wij hechten hier grote waarde aan zodat wij hierin onze verantwoordelijkheid kunnen nemen en ook onze rol kunnen nemen in het creëren van het o zo nodigde draagvlak.
Urgentie is ons inziens geboden op de neveneffecten van de huidige Risicoklasse-indeling (sterke prikkel om zo veel mogelijk naar RK1 te krijgen, zonder dat borging en vrijgave goed geregeld zijn) en duidelijkheid over de rol en positie van Ascert. Een specifiek onderdeel waar wij graag in een vroeg stadium met u van gedachten over van gedachten willen wisselen zijn de onderdelen waarin u aangeeft te willen nadenken over uitzonderingen of aanpassingen in de inventarisatieplicht in specifieke gevallen. Wij hebben hier uiteraard ook onze ideeën bij die wij graag met u willen delen.
Tot slot willen wij langs deze weg onze zorg uitspreken over de rol van TNO. In uw brief dicht u TNO een belangrijke rol toe als ‘onafhankelijk’ adviesorgaan aan het Ministerie. Het recente rapport van TNO in opdracht van Aedes roept echter grote twijfels op over de onafhankelijkheid van het advies.
Wij constateren dat conclusies in het rapport niet in lijn zijn met eerdere adviezen op vergelijkbare situaties aan uw Ministerie waarop onder meer het staande beleid is gebaseerd. Wij hebben dit eerder op het dossier ‘Staalgrit’ geconstateerd. Voor een consistent en robuust beleid is het van essentieel belang dat er geen licht zit tussen de verschillende studies, uitgevoerd door TNO. Het kan ons inziens niet zo zijn dat er ook maar op enigerlei wijze de indruk kan ontstaan dat politieke druk of een opdracht vanuit één van de belanghebbende partijen (met een duidelijk doel) invloed heeft op de uitkomsten van onderzoeken en adviezen door TNO.
Door het recentelijk verschenen rapport van TNO e.a. wordt bij verschillende doelgroepen de indruk gewekt dat asbest zonder beschermingsmiddelen kan worden verwijderd. Dit is ons inziens absoluut niet het geval. Het effect is dat eigenaren nu denken dat ze zelf het Asbest mogen gaan verwijderen zonder enige vorm van bescherming. Hierdoor ontstaat een oncontroleerbare neerwaartse spiraal die niet meer is terug te draaien, waarbij blootstelling van Asbest gaat plaatsvinden naar mens en milieu, met alle gevolgen van dien voor nu en in de toekomst. Wij vragen u op dit punt een duidelijk standpunt in te nemen en dit aspect mee te nemen in de beoogde rol voor TNO in de verdere uitwerking van uw beleidsreactie.
Met vriendelijke groet,
Namens het bestuur van VOAM-VKBA, Ir. R.M. Heuff Voorzitter Afschrift: Staatssecretaris van I en W en aan bestuur van Stichting Ascert
Abonneren
Rapporteer
Mijn reacties